​
 

Beeldaspect: lijn.

​

Doel / wat leer je deze les:

1: Wat textuur is en hoe je dat tekent.

2: Wat een patroon is en hoe je dat tekent.

3: Textuur en patroon toe kunnen passen in een tekening.

4: Je leert wat je allemaal met lijnen kan doen in een     
    beeldend werk.

​

TEXTRUREN

• Hoe zou iets voelen als ik het aan zou raken?

• Waar is het van gemaakt
  
   TEXTUUR = Elk object heeft een oppervlak wat je kunt voelen met je handen. Wat je voelt als je dat oppervlak aanraakt, noem je de textuur van een object. En dat kan je ook tekenen.
  Dus hoe teken je bijvoorbeeld iets wat plakt of zacht is of iets ruws? Daar gaan we mee oefenen.
  Schrijf eerst 5 texturen op.
   

• OPDRACHT 1:
  Om te oefenen met texturen vul je elke vinger met een andere textuur. Trek je hand en je pols eerst om met potlood. Je hand komt op het midden van je blad en daaronder je pols. Je mag de vingers uit het voorbeeld proberen na te tekenen of zelf texturen bedenken. Denk aan : harig, stekelig, hard, ruw, plakkerig, bobbelig etc.

​

PATRONEN

• Patronen zijn lijnen en vormen die zich steeds herhalen.
  
  :Bovenaan het papier, dus boven je hand, schrijf je in blokletters: TEXTUUR, zoals in het voorbeeld. Iedere letter krijgt een ander patroon. Kijk hieronder naar de voorbeelden voor ideeën. 

​

​

​

​

​

​

​